Artikel

De spirituele zoektocht van Nick Cave

Nick Cave, bekend als frontman van Nick Cave and The Bad Seeds en vroeger The Birthday Party, wisselt in het interviewboek anekdotes af met diepgaande reflecties over zijn zoektocht naar zingeving. Daarbij speelt de christelijke traditie een fundamentele rol. Voor wie zijn muzikale productie volgt, komt dat niet als een verrassing. Op zijn vroege platen wemelt het van Bijbelse verwijzingen. Illustratief is het bekende nummer Red Right Hand, dat verwijst naar John Miltons Paradise Lost. Vernietiging en chaos waren vroeger niet alleen centrale elementen in Caves geloofsbeleving, maar ook in zijn leven in het algemeen. Caves eerste band, The Birthday Party, kreeg het epitheton ‘meest gewelddadige band van de wereld’, en hun frontman raakte bekend als een nukkige heroïneverslaafde. Cave vertelt hoe hij vroeger geregeld verwilderd wakker werd tussen gebruikte drugsnaalden en lege drankflessen. Maar tegelijk vond hij in die wirwar ook steeds een geannoteerde Bijbel.


Fysiek contact

Waar Caves fascinatie voor de christelijke traditie in zijn jonge jaren vooral uitging naar het Oude Testament, ligt het zwaartepunt tegenwoordig bij de evangeliën. Cruciaal in die omwenteling is het overlijden van zijn 15-jarige zoon Arthur, die in 2015 in het Engelse Brighton van een rots viel. Afgelopen jaar verloor de muzikant ook zijn eerstgeboren zoon, Jethro. Nog geen maand daarna struinde Cave de Europese festivalweides af. Critici brachten de concerten in verband met bezweringen en benadrukten het rituele karakter van de performances. Opvallend daarbij is het fysieke contact dat Cave zoekt met zijn publiek: aldoor loopt hij langs de eerste rij, raakt hij handen aan, steunt hij op de schouders van zijn publiek. Hij valt de toeschouwers niet langer aan, zoals dat vroeger soms letterlijk het geval was, maar gaat op zoek naar verbinding.


Faith, Hope and Carnage bevat geen stellige en systematische uiteenzettingen over religie, maar getuigt van genuanceerde pogingen om zich te verhouden tot de godsidee. Dat Cave geen eenduidig standpunt inneemt, is kenmerkend voor zijn geloofsbeleving. Religie is voor de Australiër in de grond verbonden met twijfel. Zijn verlangen om te geloven lijkt een verlangen om het mysterie een plaats te geven in zijn bestaan. Aforismen zoals ‘misschien is God de zoektocht zelf’ en ‘misschien is God het trauma zelf’ getuigen van een blijvende zoektocht naar God, maar ook van de verwevenheid ervan met de rouw die hem sinds het overlijden van zijn zonen tekent. “Het voelt eigenlijk alsof rouw en God op de een of andere manier met elkaar verweven zijn. Het voelt alsof je, in rouw, dichter bij de sluier komt die deze wereld scheidt van de volgende”, vertelt hij.

Menselijkheid

Tijdens de boekvoorstelling in Bozar stelt de Australiër dat God in zijn leven een cruciale rol speelt, maar dat de vraag of God wel degelijk bestaat, voor hem een haast irrelevant detail is. Wanneer het publiek in de tot de nok gevulde zaal de kans krijgt om vragen te stellen, wordt Caves geloof op zowel interesse als scepsis ontvangen. Een vraagsteller meent een contradictie in zijn opvattingen te ontwaren: enerzijds benadrukt hij dat er leven is na het verlies van zijn zoon, anderzijds wentelt hij zich in een christelijk discours dat een trauma – de kruisiging – centraal zou plaatsen. De scène die hem het meest aangrijpt, is echter niet de kruisiging, aldus Cave, maar wel het ogenblik waarop Jezus zich daags voor zijn kruisdood terugtrekt in de tuin, ‘volledig verlaten’. Dat Cave vooral interesse toont voor de menselijkheid van de godsfiguur, komt niet onverwachts. Cave vindt in de christelijke traditie vooral een diep begrip van de menselijke conditie, waarvan het raadsel van lijden en verlies volgens hem een onontkoombaar onderdeel is. Secularisme voorziet ons veel minder van een taal om te reflecteren over dergelijke vraagstukken, en sommige atheïsten lijken de zwaarte van het menselijke lijden zelfs te ontkennen. Wanneer een zelfverklaarde atheïste vraagt of zijn geloof niet vooral een zoektocht naar troost is, haalt Cave scherp uit naar antireligieuze atheïsten. Neerkijken op religie om haar troostende functie bestempelt hij als onbegrip voor de diepere noden van de mens.

Bewoond album

Caves creatieve productie ligt volledig in het verlengde van zijn geëvolueerde opvattingen over geloof en religie. Zijn platen zijn, zeker de laatste jaren, manieren om het onuitspreekbare een plaats te geven. Ghosteen, het album dat hij in 2019 uitbracht, omschrijft hij zelf als religieuze muziek, het luisteren ernaar als bidden. Al in het eerste hoofdstuk van het boek benadrukt hij dat die begrippen niet louter als retoriek opgevat dienen te worden. Hij beschouwt de plaat als een plek waarin de ziel van zijn zoon rust kon vinden: “Ik denk dat zijn geest het album bewoont. En ik bedoel dat zelfs niet op een metaforische manier, maar vrij letterlijk.”


Troost

Ghosteen is een album dat vervuld is van verdriet. Het overlijden van Caves zoon werkt door in elk nummer, maar toch weet hij uit de rouw schoonheid te destilleren. Het doorleefde besef dat verlies altijd om de hoek loert, gaat voor Cave samen met een grote vreugde om wat ons nog niet is ontvallen. Faith, Hope and Carnage geeft zo een unieke troostende inkijk in een aanhoudende catharsis, waarin verdriet en verlossing onlosmakelijk en onophoudelijk met elkaar verbonden zijn. III

Faith, Hope and Carnage – Geloof, Hoop en Bloedbad – is de veelzeggende titel van het nieuwste boek dat de Australische muzikant Nick Cave samen met co-auteur Seán O’Hagan op 4 juni voorstelde in Bozar. De publicatie is het residu van meer dan veertig uur gesprekken tussen Cave en O’Hagan over Caves geloof, de hoop die hij met zijn muziek wil uitdragen en de manier waarop zijn geloof zowel als zijn muziek diepgaand verstrengeld is met menselijk verlies.


Alexander Van de Sijpe