De smaak van een hemelse eredienst
De Duitse toondichter Michael Praetorius speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van een nieuwe geloofsbeleving in de 16de-17de eeuw. Zijn diepgaande religieuze beschouwingen bij de uitgaven van zijn composities droegen daartoe bij. Daarnaast laat hij vooral in Syntagma Musicum, een muziektheoretische boekenreeks, in zijn theologische kaarten kijken. Gezien zijn afkomst wekt het geen verwondering dat Praetorius vormgeeft aan protestants-lutherse ideeën inzake muziek en liturgie.
Michael Praetorius (1571-1621) wordt geboren in Creuzburg, als derde zoon van de Lutherse dominee Michael Schultze. Praetorius is de gelatiniseerde versie van zijn familienaam. Er is een sterke band tussen de vader van Praetorius en Maarten Luther (1483-1546). Schultze heeft niet alleen bij Luther zijn vorming genoten, hij is als leraar ook een collega van Johann Walter (1496-1570), de muzikale assistent van Luther. Walters opvolger wekt bij de jonge Praetorius een grote interesse voor muziek. Wanneer Praetorius tijdens zijn tienerjaren naar Frankfurt verkast om theologie te studeren, begint hij zich grondiger toe te leggen op orgelstudie. Zijn theologische en muzikale ontwikkeling gaan hand in hand. Ze vormen twee zijden van dezelfde medaille, en dat zal zijn verdere leven zo blijven.
Muzikale duizendpoot
Praetorius schrijft meer dan twaalfhonderd muziekstukken. Vooral vanaf 1604 begint hij als componist open te bloeien. Hertog Heinrich Julius van Brunswick-Wolfenbüttel promoveert hem in dat jaar tot kapelmeester. Tussen 1605 en 1610 harmoniseert en componeert het muzikale talent onder meer negen bundels van koralen, de zogenaamde Musae Sioniae. In 1613, na de dood van zijn broodheer en het aantreden van diens muzikaal ongeïnteresseerde zoon, biedt Praetorius noodgedwongen zijn diensten aan buiten Wolfenbüttel. Dat blijkt een geluk bij een ongeluk te zijn, want de nieuwe milieus geven ook nieuwe compositorische impulsen. Zo komt Praetorius in contact met Heinrich Schütz (1585-1672), wat resulteert in een creatieve kruisbestuiving. Schütz maakt Praetorius vertrouwd met de nieuwe Italiaanse concertstijl, die stemmen en instrumenten op een kleurrijke wijze combineert. In 1619 bundelt Praetorius zijn werk uit de periode na 1613 in de collectie Polyhymnia Caduceatrix et Panegyrica, bestaande uit vijftien delen met motetten, koraalcantates en meerkorige werken. Amper twee jaar later, op 15 februari 1621, overlijdt de meester, nadat hij naar Wolfenbüttel is teruggekeerd. Hij ligt aldaar begraven in de hoofdkerk Beatae Mariae Virginis. Opmerkelijk is dat Praetorius het grootste deel van zijn vermogen nalaat aan een stichting voor armenhulp. Het is een laatste uiting van de Luthers geïnspireerde devotie die hem heel zijn leven heeft getypeerd.
Persoonlijke beleving
Luther hecht veel belang aan de beschikbaarheid van religieuze teksten in de volkstaal om een authentieke, persoonlijke geloofsbeleving te bevorderen. Hij zal daarom niet alleen de Bijbel in het Duits vertalen, maar ook bestaande religieuze liederen bewerken. Het eerste Lutherse liedboek uit 1524, het Geistliche Gesang Büchleyn van Johann Walter, bevat pre-reformatorische Duitse religieuze liederen en vertalingen van katholieke, Latijnse hymnen. Luther en Walter voorzien de teksten van eenregelige melodieën die in meerdere of mindere mate teruggaan op hun eerdere toonzettingen, en ze harmoniseren die met vier of vijf stemmen. Op die manier ontstaan de vroegste zogenaamde koralen. Latere componisten, zoals Praetorius en Johann Sebastian Bach (1685-1750), zullen daarvan hun eigen bewerkingen maken.
Naast een bewustere omgang met de christelijke traditie, wil Luther ook de actieve deelname van lekengelovigen aan de liturgie vergroten. Terwijl zijn vertalingen vooral dat eerste doel dienen, ziet hij in de koraalmuziek een middel om het tweede te bereiken. En zolang iedereen samen zingt, mogen ook Latijnse teksten geen obstakel vormen. Luther legt trouwens een grote flexibiliteit aan de dag als het gaat over de vormgeving van de liturgie. Die mag wat hem betreft volledig in het Latijn voorgegaan worden, of in het Duits, of in een combinatie van beide talen, al naargelang de lokale noden en gewoonten.
Kleine kinderen
Praetorius vertaalt de liturgische ideeën van Luther naar de praktijk. Als kapelmeester geeft hij instructies voor de gemeentezang tijdens de eredienst. De muziek is niet langer voorbehouden aan een professioneel ensemble. Praetorius nodigt de congregatie uit eenstemmig de hoofdmelodie van de koralen te zingen, terwijl hij de beroepszangers van de koren de meerstemmige delen laat verzorgen. Bovendien is hij een van de eerste componisten die het orgel en andere instrumenten inzet om de zang te begeleiden. Praetorius populariseert daarmee eigenlijk een nieuwe stijl van Duitse, gewijde muziek. Daarbij vertolkt de sopraanstem de melodie en vormen de lagere partijen harmonisaties in een vergelijkbaar ritme. In het voorwoord van zijn Musae Sioniae verduidelijkt Praetorius dat hij een intensere christelijke devotie nastreeft: “Ik hoop dat deze Duitse psalmen en liederen, op deze manier getoonzet, en waarvan de teksten en melodieën zelfs kleine kinderen vertrouwd in de oren klinken, even aangenaam mogen zijn als de Latijnse, vooral omdat de koraalmelodie zich meestal in de sopraanpartij bevindt en daardoor gemakkelijk kan worden gehoord boven de andere partijen, en dus door iedereen met eigen toewijding kan worden geïmiteerd en gezongen.”
Lokale omstandigheden
Net zoals Luther heeft Praetorius oog voor de lokale omstandigheden van kerkgemeenschappen. Hij arrangeert zijn composities vaak naargelang de muzikale vermogens en gewoontes van de plaats waar ze worden uitgevoerd. In het vijfde deel van zijn Musae Sioniae schrijft hij daarover: “De melodieën voor veel psalmen en liederen verschillen soms van stad tot stad en land tot land. Ik heb dat niet aan mijn aandacht laten ontsnappen. Voor zover ik ervan op de hoogte was, heb ik aan die melodieën de gepaste harmonie per locatie toegevoegd, vanuit het vertrouwen dat zoiets niet onaangenaam is voor vrome christenen.” Met dat soort noeste arbeid probeert Praetorius alweer de persoonlijke geloofsbeleving te faciliteren.
In zijn driedelige boekenreeks Syntagma Musicum (1614-1620) biedt Praetorius naast een cultuurhistorisch overzicht van muzikale praktijk ook een theologische verantwoording voor liturgische muziek. Hij verdedigt de muzikale vormgeving van erediensten onder meer tegen reformatoren die gezangen en instrumentale begeleiding als des duivels beschouwen. Daarbij verwijst hij naar Paulus en andere Bijbelse auteurs, maar ook naar de kerkvaders. Dat toont nog maar eens aan hoe geloof en muziek bij Praetorius onlosmakelijk verbonden zijn. In het voorwoord van de Polyhymnia Caduceatrix moedigt hij het musiceren zelfs aan omdat het een voorproefje zou zijn van waarlijk hemelse aanbidding en vreugde: “Soms hoor ik schertsend zeggen, maar niet geheel onwaar: ‘Wat denkt een muzikale analfabeet in de hemel te doen?’ Want in de hemel, wanneer er geen regeringen, geen rangen en standen, geen vorsten en vorstelijke ambten meer zijn, en wanneer God alles in allen zal zijn, dan zullen we ons allen, meester zowel als knecht, verenigen met allen die verlicht zijn door de heilige Geest, allen die christelijke muziek hebben liefgehad en bevorderd; en dan, zeg ik, zullen we allen als hemelse vorsten, samen met de heilige engelen en alle uitverkorenen, aartsvaders, koningen, profeten en apostelen, voor de troon van het Lam staan en deel uitmaken van een nimmer eindigend, eeuwig koor, en met serafijnen en cherubijnen het drievoudige Sanctus aanheffen, waarvan Jesaja en het boek Openbaring melding maken: ‘Heilig, heilig, heilig is de Heer der heerscharen…’ Dan zal bewaarheid worden dat ‘hemel en aarde vol zijn van Uw heerlijkheid’.”
Vreugde en troost
Hedendaagse uitvoerders van het werk van Praetorius zullen hun muzikale beleving wellicht niet op die manier uitdrukken. Toch valt het dienstbare en democratische karakter van zijn muziek niet te ontkennen. Een ensemble als Musica Fura brengt musici samen in een project dat daarvan getuigt. Om het even wie kan zich laven aan de vreugdevolle en troostende composities van de kapelmeester uit Wolfenbüttel, maar geloofsgemeenschappen mogen zich extra geïnspireerd weten om hun ‘muzikale eredienst’ niet te verwaarlozen. III
Tussen renaissance en barok, Duitse traditie en Italiaanse vernieuwing, liturgische experimenten en dogmatische verstarring schrijft Michaël Praetorius een muzikaal oeuvre bij elkaar dat blijft begeesteren.
Zijn visie op muziek en eredienst heeft generaties geloofsgemeenschappen en componisten beïnvloed. Het is geen toeval dat zelfs de grote Johann Sebastian Bach een beeltenis van Praetorius aan de muur had hangen en zijn theoretisch werk bezat.
Focus Michael Praetorius
Erik Buys