LEZING

OVER KWAKZALVERS, BARBIERS EN CHIRURGIJNS

 

Op woensdag 14 april ontvangen we in CC Muze om 14 u. prof.em. Paul Broos voor een lezing over ‘kwakzalvers, barbiers en chirurgijns’. Na al de ellende die we door corona hebben moeten doorstaan, zal het oplichten een blik in de geschiedenis te werpen toen geneeskunde op een heel andere manier dan vandaag werd beoefend. Dat leidde meermaals tot rare handelingen.

 

 

Prof. em. Paul Broos was gewoon hoogleraar aan de KU Leuven en diensthoofd Heelkunde en Traumatologie van het UZ Leuven. Gedurende jaren leidde hij generaties studenten binnen de boeiende wereld van anatomie en de chirurgie. Hij heeft een grote interesse voor de geschiedenis van de geneeskunde en de heelkunde. Hij zet zich in voor het historisch archief van de universitaire ziekenhuizen. Hij publiceerde heel wat boeken over de geneeskunst en de geneeskundigen door de eeuwen heen.

 

VOORUIT MET DE GEIT

Wat kwakzalvers al niet uitspookten

 

 

Wanneer we het woord kwakzalver nog maar horen denken we aan paranoïde personen die zich als geneesheer uitgeven, geen diploma hebben en met behandelingen uitpakken waaraan je als normale mens niet eens zou denken en die meer kwaad dan goed doen. Kwakzalvers waren niet tot arts opgeleid en toch beweerden ze dat ze elke kwaal, van suikerziekte tot impotentie, konden genezen. Vaak had de behandeling de dood tot gevolg en werden de kwakzalvers ontmaskerd. Sommigen waren ondertussen wel serieus rijk geworden.

 

 

Eén van de meest meedogenloze kwakzalvers was John R. Brinkley (1885 - 1842). Hij gaf mannen ‘geitenlust’. Hij had opgemerkt dat geitenbokken seksueel bijzonder actief waren. Toen op een dag één van zijn patiënten met impotentieproblemen op raadpleging kwam, maande Brinkley dat het wel eens zou kunnen zijn dat de seksuele drift van de geitenbok op de mens overdraagbaar zou zijn. En houd u zich nu vast: hij bracht de testikels van een geitenbok operatief in aan het scrotum van de man! Het leek erop dat de ingreep geslaagd was en de kliniek van Brinkley in Kansas was op slag populair toen er werd gefluisterd dat zijn met geitentestikels behandelde patiënt meteen na de operatie zijn vrouw had bezwangerd. Wat er van de geitenbok is gekomen, wordt nergens vermeld.

Maar Brinkley was al snel ‘binnen’. De operatie kostte omgerekend zo een € 6700. Dat geld investeerde hij in een reclamecampagne die nog meer patiënten naar zijn kliniek lokte. Schone liedjes blijven echter niet duren en al vrij snel druppelden de eerste klachten binnen. De behandelde patiënten kregen infecties en pijnklachten. Een aantal overleed zelfs en Brinkley werd ten minste 12 keer wegens dood door schuld aangeklaagd. Toen Brinkley een kliniek in Californië wilde openen, stak de artsenbond van de VS daar een stokje voor toen bleek dat Brinkley het diploma van zijn studie geneeskunde had vervalst. Brinkley wilde echter van geen wijken weten. Hij breidde zijn kliniek in Kansas met een radiostation uit. Met muziek en reclame voor transplantaties boorde hij nieuw publiek aan. Brinkley werd zelfs een machtig man in Kansas: de gouverneur weigerde hem uit te leveren toen een aanklager uit Californië Brinkley voor kwakzalverij wilde vervolgen. Toch zou macht Brinkley niet kunnen redden. Na 42 verdachte sterfgevallen werd hij door de gezondheidsinspectie uit zijn ambt gezet en de vele rechtszaken die volgden ruïneerden Brinkley die in 1942 als een arm man stierf.

Enkele uitspraken over Brinkley

 

  • Hoewel Brinkleys diploma vervalst was, was hij niet geheel onbekwaam. Tijdens de uitbraak van de Spaanse griep in 1918 genas hij een groot aantal patiënten.
  • Hij was een politiek dier en was bijna gouverneur van Kansas geworden. Een groot deel van zijn stemmen werd echter ongeldig verklaard.
  • Door de slechte hygiëne in zijn kliniek werden veel patiënten doodziek.
  • Hij was een blaaskaak en trok daardoor steeds de aandacht van critici.
  • Hij kon niet omgaan met kritiek en reageerde er vaak kinderachtig op

Geraadpleegde bron: https://delagarde.nl/nuts-herkenbaar-verhaal-kwakzalver

    Van barbier tot chirurgijn

     

     

    De chirurgijn (ook wel heelmeester) was in de Middeleeuwen en Vroegmoderne Tijd een medisch behandelaar, die zich met name bezighield met uitwendige kwalen. Het vak van chirurgijn kwam voort uit het werk van de barbier. Anders dan de doktoren hadden de chirurgijns geen universitaire opleiding genoten. Doktoren hielden zich voornamelijk bezig met het stellen van diagnoses en behandelen van interne aandoeningen. Vooral notabelen en hun familieleden werden door hen behandeld.

    Chrirurgijns en doktoren verenigden zich doorgaans in afzonderlijke gilden. Maar het kwam ook wel eens voor dat de verschillende soorten medici gezamenlijk in één gilde zaten.

    Chirurgijns hielden zich onder meer bezig met aderlating, verzorgen van wonden, bereiden van zalfjes, kruidenaftreksels en laxeermiddelen en het behandelen van botbreuken. Bij behandelaars met een achtergrond als barbier, kon men vaak ook terecht voor een knip- of scheerbeurt. Wie chirurgijn wilde worden, moest eerst enkele jaren meelopen met een erkende meester en daarna nog enige tijd als gezel.

     

    Geraadpleegde bron: https://historiek.net/chirurgijn-betekenis-middeleeuwen/86177/#:~:text=…