Zware beroepen

Hoe ver staan we?

De discussie rond zware beroepen woedt ondertussen al twee jaar. Maar waar staan we nu eigenlijk in dit dossier?

 

Toen de regering de wettelijke pensioenleeftijd veranderde van 65 naar 66 (vanaf 2025), en vervolgens naar 67 jaar (vanaf 2030), werden ook de voorwaarden om vervroegd met pensioen te gaan opnieuw verstrengd. Voortaan kan je enkel nog vervroegd met pensioen vanaf 63 jaar, mits je 42 jaar in aanmerking komende prestaties telt. Behalve wie een lange loopbaan heeft.

 

Tegelijk erkent de regering dat er wel degelijk jobs zijn waar zo’n lange loopbaan onhaalbaar is. Jobs die te zwaar zijn en dus een aparte regeling krijgen.

 

Maar hoe wordt het principe van die zware beroepen precies ingevuld? Welke situaties gelden als zwaar beroep? Aan welke voorwaarden moet zo’n job voldoen? En wat brengt de erkenning als zwaar beroep precies mee?

 

Drie fases

 

1. Vastleggen criteria om uit te maken welkefuncties zwaar beroep kunnen zijn.

 

2. Budgettair kader vastleggen om erkenning als zwaar beroep te financieren.

 

3. Vastleggen van situaties die concreet als zwaar beroep beschouwd worden.

 

Eenmaal dit alles is uitgeklaard, moet het nog in wetgeving worden gegoten. Dat is niet echt een vierde fase, maar ook hier kan er nog een kink in de kabel komen.

 

Waar staan we vandaag?

 

Fase 1 en 2 werden vorig jaar - met behoorlijk wat moeite - uitgeklaard.

 

Volgens de werkgeversorganisaties (VBO en Unizo) is het helemaal niet mogelijk om tot criteria te komen. Zij vinden dat zware beroepen niet wetenschappelijk getoetst kunnen worden. De onderhandelingen voor de privésectoren zitten op dat vlak nog steeds muurvast.

 

Maar voor de openbare sector bereikten we wel een consensus. ACV Openbare Diensten ontwikkelde vier criteria. Die kwamen we samen met onze hoofdmilitanten uit verschillende sectoren overeen. Daarna overtuigden we de collega-vakbonden om die vier criteria officieel voor te stellen in het Nationaal Pensioencomité (NPC). Daar kregen we de regering zover om de vier criteria te ondersteunen.

 

Die criteria zijn:

 

1. Fysiek zwaar werk

 

2. Organisatie van het werk (bijvoorbeeld nachtwerk)

 

3. Veiligheidsrisico's

 

4. Psychosociale belasting

 

Het vierde criterium blijf tot vandaag een discussiepunt. De minister van pensioenen vindt dat psychosociale belasting eigenlijk geen criterium op zich is, maar eerder een verzwarende factor die kan meespelen bij andere belastende situaties. Wij gaan daar niet mee akkoord en vinden dit wel een volwaardig criterium.

 

Ook over fase 2 (het budget) nam de regering een beslissing. Vooraf kregen we voor de openbare sector de garantie dat alle middelen die vandaag worden voorbehouden voor de voordelige pensioenbreuken, ook worden besteed aan de zware beroepen. Dat is belangrijk omdat de regeling van de zware beroepen in de plaats komt van die voordelige pensioenbreuken.

 

De volgende budgetten werden voorzien:

 

Werknemersstelsel: 24 miljoen (2019), 38 miljoen (2020), ? (2021)

Overheidspensioenen: 16 miljoen (2019), 32 miljoen (2020), 48 miljoen (2021)

 

Vooral voor het werknemersstelsel is het voorziene budget wel erg krap, wil men iets serieus doen. De privésector telt veel meer werknemers dan de openbare sector en toch lopen de budgetten daar niet op dezelfde manier op.

 

Concretisering

 

Nu zitten we dus in fase 3. De fase van de concretisering. Wellicht ook de moeilijkste fase.

 

De oorspronkelijk deadline - afronden voor de zomervakantie – hebben we gemist. Dat heeft alles te maken met de manier waarop de discussie is verlopen in de groep van het werknemersstelsel. De werkgevers vinden dat elke werknemer individueel moet worden beoordeeld want wat voor de ene een zwaar beroep is, is dat niet noodzakelijk voor de andere. En die laatste kan dus gewoon langer werken.

 

Wij zetten ons af tegen die individuele benadering van het VBO en Unizo. Iedereen heeft recht op dezelfde behandeling. Stel bijvoorbeeld dat 20 jaar nachtwerk in aanmerking komt voor de erkenning als zwaar beroep, dan moet dat voor iedere persoon hetzelfde resultaat geven, ongeacht of je daar nu wel of niet problemen door ondervindt. Wie dan toch langer doorwerkt, geef je gewoon een hoger pensioen.

 

Opnieuw aan het onderhandelen

 

Voor de openbare sector wordt er nu apart onderhandeld. Op 19 september kwamen de onderhandelaars voor de eerste keer sinds lang weer samen. Wij willen tegen eind dit jaar een akkoord bereiken. De regering heeft nog geen officiële voorstellen gedaan.

 

We willen tot een oplossing komen voor zowel statutairen als contractuelen. Zij moeten op een gelijke manier worden behandeld.

Daarnaast willen we ervoor zorgen dat de bestaande afspraken over vervroegde uittreding - die voorzien zijn in sommige personeelsstatuten - niet in het gedrang komen, ook al streven we geen dubbel voordeel na.

 

En de overgangsmaatregelen zullen zeker moeten worden uitgeklaard. Belangrijk is daarbij:

  • Wie z’n voordelige pensioenbreuk of tantième afgeschaft ziet, heeft de garantie dat de opgebouwde pensioenrechten behouden blijven.

  • Wie vroeger geen preferentiële tantième had en een erkenning krijgt als zwaar beroep, moet erop kunnen rekenen dat hij/zij geen 40 jaar moet wachten vooraleer het effect van de nieuwe regeling te ondervinden. Er moet een oplossing komen zodat prestaties uit het verleden mee in rekening komen.

Uitkomst?

 

De komende weken wordt alleszins een belangrijke discussie gevoerd. En zelfs als we voor de openbare sector over een aantal punten een overeenkomst bereiken, dan hou je er best rekening mee dat er een zekere samenhang zal zijn tussen de openbare sector en de privésector. Het zou immers niet logisch zijn dat een zorgberoep in de privésector erkenning krijgt, en datzelfde zorgberoep in de openbare sector niet, of omgekeerd. Een zekere afstemming zal dus nodig zijn.

 

En stel dan dat een beroep erkenning krijgt, wat impliceert dat dan? Volgens de regering kan dat leiden tot:

  • een vervroegd vertrek,

  • een hoger pensioen,

  • of een combinatie van beide.

Wij leggen de focus op mogelijkheden tot vervroegd vertrek. Voor de meeste mensen is dat het belangrijkste. Wie dan toch langer blijft werken, zal hoe dan ook een hoger pensioen ontvangen. Mensen moeten vooral zelf de keuze hebben.